Filosoof Olúfémi Táíwò: ‘Kolonisatie is maar een fractie van de Afrikaanse geschiedenis’

Filosoof Olúfémi Táíwò: „Je moet af van heel dat koloniale begrippenpaar van zwart en wit.”

Foto Gary Hodges

Interview

Dekolonisatie

De Amerikaanse filosoof en hoogleraar Olúfémi Táíwò schreef een tegendraads boek waarin hij zich verzet tegen de ‘obsessie’ met dekolonisatie. „Dit bevriest Afrikaanse cultuur in koloniale kaders.”

Eerst wil hij graag vertellen hoe het begon, waarom hij dit boek móést schrijven. „Ik was gevraagd als spreker op een conferentie over dekolonisatie van de filosofie.” Hij was zich gaan inlezen. En dat was een schok. „Oeps, is dit waar die mensen zich mee bezighouden? Laat mij dan maar de party pooper zijn.” Hij vond het „bombastische onzin”. „Dus ik hield mijn lezing en de hel brak los. Niemand was het met me eens.”

Wat hij vertelde, werd de kern van Against Decolonization. Taking African Agency Seriously, dat onlangs in Nederlandse vertaling verscheen (Tegen dekolonisatie). Het is een hartstochtelijke, bij vlagen geestige maar ook kwade polemiek tegen wat de Amerikaaanse hoogleraar Olúfémi Táíwò een intellectuele obsessie vindt met politieke en culturele dekolonisatie. Daarmee bedoelt hij de wens om ook na onafhankelijkheid allerlei als koloniaal gebrandmerkte invloeden uit Afrikaanse samenlevingen te weren, tot en met het Engels als academische voertaal aan universiteiten.

Volgens Táíwò is dat een dubbele vergissing. Veel van wat doorgaat voor ‘westers’ is volgens hem een vorm van modernisering die juist moet worden omarmd. En wat geldt als authentiek Afrikaans, blijkt juist vaak eerder een product van het kolonialisme. Koloniale autoriteiten smoorden de ontwikkeling van Afrikaanse landen door ‘traditionele’ leiders te benoemen of aan zich te binden en door democratiseringsbewegingen de kop in te drukken. Ook lokaal kapitalisme werd bewust tegengewerkt.

Tegelijk overschatten dekoloniseerders volgens Táíwò het ‘succes’ van de koloniale overheersing, die minder totaal was dan vaak wordt gedacht. Het dehumaniseren, ‘tot ding maken’, van Afrikanen in de slavenhandel slaagde al nooit volkomen. Ook toen waren Afrikanen geen „geestloze figuranten in andermans drama”, schrijft Táíwò, ze verzetten zich en gebruikten de taal en religie van de onderdrukkers tégen hen.

Tegen die achtergrond leidt het idee van voortdurende dekolonisatie volgens hem tot intellectueel provincialisme en ontkenning van Afrikaans agency, handelingsbekwaamheid. Het is een provocerende boodschap, waar Táíwò („zeg maar Femi”) aan de universiteit niet veel nieuwe vrienden mee heeft gemaakt.

Uw boek is polemisch bedoeld. Is er in de VS veel discussie over?

Hartelijke lach. „Nee, daar niet. In Europa is het boek enthousiast onthaald, ik heb net een lezing gegeven in Duitsland en later dit jaar kom ik naar Leiden. Het is besproken in The Wall Street Journal en in Engeland in een communistische krant. (lacht) In de VS ligt het anders, daar bestaat een dekolonisatie-establishment. Bij het schrijven zei ik al tegen mijn uitgever: ze gaan met dit boek doen wat ze ook met mijn vorige hebben gedaan over modernisering van Afrika. Doodzwijgen. En inderdaad. Geen wonder, want ik kom aan banen van mensen, ik stoot ze het brood uit de mond. Ze zijn met onzin bezig.”

Voor wie is het boek dan bedoeld?

„Voor drie soorten lezers. Mensen die aanvoelen dat er met dit gedachtengoed iets niet klopt, maar niet goed weten wat. Mensen die dat wel weten, maar het niet durven zeggen. En studenten die moeite hebben met wat hen onderwezen wordt. In elk geval niet voor de dekoloniseerders. Als je met hen gaat modderworstelen word je alleen maar besmeurd. Dan moet je praten over wat er bedoeld is met ‘de ontologie van kolonialiteit’. Ik heb geen idee.” Hij lacht.

U onderscheidt twee soorten dekolonisatie, één en twee. De eerste juicht u toe. Wat is er mis met de tweede?

„Dekolonisatie één slaat op staatkundige onafhankelijkheid. Soevereiniteit. Ik zie dat als het eindpunt van het kolonialisme. Natuurlijk is er dan nog ongelooflijk veel werk te verzetten. Maar als je ook dat nog rekent tot dekolonisatie blijf je schatplichtig aan het kolonialisme. Als je dat ‘ontologiseert’, zo fundamenteel maakt, hoe kom je er dan ooit vanaf? Dat noem ik de tweede soort. Die vervalst het verleden, belemmert het zicht op de toekomst en hindert agency. Het bevriest Afrikaanse cultuur in koloniale kaders.”

Gaat het dan puur om dat woord?

„Je moet je eigen bevrijding serieus nemen. Klagen over ‘neokolonialisme’ suggereert dat Afrika blijvend door het kolonialisme is aangetast. Dan doe je jezelf en je geschiedenis tekort. Sommige Afrikaanse regeringen leveren zich nu uit aan Rusland en China, ze bieden diensten aan van Qatar tot Zuid-Korea. Laten ze die contracten goed nalezen, anders staan onze kleinkinderen over vijftig jaar herstelbetalingen te vragen. Als je dat Chinees of Russisch neokolonialisme wilt noemen, dan is het wel van Afrikaanse makelij.”

„Je kunt niet alleen maar zeggen: ‘We worden gemanipuleerd door het Westen.’ Ja, hallo, het is ónze cultuur”

Agitatie tegen lhbti-rechten in Afrikaanse landen komt van Amerikaanse en Europese groepen. Is dat geen oud of nieuw kolonialisme?

„Als je beweert dat een politiek of cultureel verschijnsel een erfenis is van het kolonialisme, zul je eerst een causaal verband moeten leggen. Je moet laten zien dat het uit het kolonialisme voortkomt, maar ook dat het is blijven bestaan tegen wil en dank van Afrikanen. Niet uit inertie of omdat ze er uit vrije wil voor hebben gekozen. Dat is geen bewijs dat ze nooit gedekoloniseerd zijn. Mensen hebben altijd zaken van elkaar overgenomen. Het idee dat moderniteit, pluralisme en democratie ‘westers’ zijn, impliceert dat ideeën genetisch of geografisch bepaald zijn. Dan ken je de geschiedenis niet. Ik heb me gekeerd tegen die anti-homowetten in Nigeria, ze zijn een inbreuk op mensenrechten. Ja, dat wordt aangewakkerd door westerse groepen. Maar culturen zijn niet statisch en hebben ook interne tegenstellingen. Je kunt niet alleen maar zeggen: ‘We worden gemanipuleerd door het Westen.’ Ja, hallo, het is ónze cultuur.”

U noemt fixatie op traditie een politiek effect van het kolonialisme.

„Het kolonialisme deed aan wat ik sociocryonics noem, sociale bevriezing. Traditionele gebruiken als kindhuwelijken en polygynie afschilderen als ‘echt’ Afrikaans. Hoezo? De [etnische groep] Fante in Ghana namen in 1871 al een geschreven grondwet aan die voorzag in onderwijs aan meisjes. Ja, de gedachte was dat ze dan betere huwelijkskandidaten zouden zijn. Maar het leidde wel tot de oprichting van openbare scholen voor meisjes. In het Victoriaanse tijdperk!

„Of neem politiek bestuur door chiefs, traditionele ‘hoofdmannen’. Afrikaans? Welnee, dat is een wereldwijd verschijnsel. Maar in koloniale verhoudingen kon er natuurlijk maar één ‘koning’ zijn, de Europese, en werden alle anderen gedegradeerd tot chiefs.”

Behalve democratie werd ook een vrije-markteconomie door koloniale autoriteiten tegengewerkt. „De ontwikkeling van kapitalisme is bewust tegengewerkt, omdat de kolonisten on top moesten blijven. Het was Afrikanen soms wettelijk verboden thee te verbouwen. In Kameroen brandden de Duitsers Afrikaanse plantages plat! Als Afrika kapitalistisch was geworden, zaten u en ik hier nu niet over dit boek te praten.”

Toch was de invloed van het kolonialisme volgens Táíwò veel minder totaal dan vaak wordt gedacht en kende het grote regionale verschillen. „Tot de jaren tachtig van de negentiende eeuw was de relatie tussen Europese en Afrikaanse heersers in grote delen van Afrika er nog een van wederzijds erkende soevereiniteit. Vergeet niet, koloniaal bestuur heeft in Afrika maar zo’n honderd jaar bestaan, dat is een fractie van onze hele geschiedenis. Maar dat interesseert dekoloniseerders niet. Die zoeken een ongerepte, prekoloniale Afrikaanse cultuur die alleen te vatten zou zijn in de lokale talen, al beheersen ze die niet eens. Ze hebben het voortdurend over ‘het Yoruba-concept van dit’ en ‘het Yoruba-begrip van dat’. Zou u een boek kopen over ‘het Nederlandse concept’ van dit of dat?”

Nou, misschien een over het Nederlandse tolerantiebegrip.

„Ja, heel interessant. Dan ga je terug naar Erasmus en andere denkers. Maar je kunt niet zeggen dat er kennelijk een soort ‘Nederlanderschap’ is dat aan dat begrip kleeft, en dat Nederlanders toleranter maakt dan andere mensen. Zulke begrippen kennen tradities, maar geen grenzen.”

Een van uw helden is de Frans-Martinikaanse politiek filosoof en psychiater Frantz Fanon. Zijn pleidooi voor dekolonisatie van de geest gaat toch in tegen uw benadering?

„Nee, helemaal niet. Fanon wordt veel aangehaald maar ook verkeerd begrepen. Elke poging om van hem een ‘zwarte denker’ te maken is misplaatst, een ontheiliging van zijn nagedachtenis. Zijn overtuiging is dat je niet van wit af kunt komen zolang je aan zwart vasthoudt. Wie zegt ‘ik hou van zwarte mensen’ is net zo ziek als iemand die zegt dat hij ze haat. Dat is de valkuil van zwart nationalisme. Je moet af van heel dat koloniale begrippenpaar van zwart en wit.”

Dat is dan toch dekolonisatie van de tweede soort, die u afwijst?

„Nee, want werkelijke bevrijding en vooruitgang kunnen niet slagen zolang je vasthoudt aan een vermeend authentiek Afrikaans verleden dat je eerst onder het kolonialisme moet zien uit te graven. Natuurlijk kun je zaken uit het verleden van je eigen cultuur overnemen, maar je kunt ook van alles elders halen. Je moet een nieuwe samenleving creëren.”

Nederland herdenkt nu de afschaffing van de slavernij. Dat is ook dekolonisatie van de geschiedenis.

„Als dat betekent dat Nederland in het reine komt met de eigen rol in de geschiedenis, is dat gewoon een manier om de waarheid over jezelf te vertellen. Als mensen dat dekolonisatie willen noemen, prima. Maar ik heb het over Afrika. Daar heeft het begrip dekolonisatie geen bevrijdende dimensie meer.”

Het woord hoeft dus niet in de ban?

„Oh nee, nee. Mijn punt is: het hameren erop doet geen recht aan de complexiteit van Afrika en de Afrikaanse geschiedenis. Je hebt niets aan ‘dekolonisatie’ om te leren begrijpen hoe mensen in Afrika in de vijftiende eeuw leefden. Het verheldert niet, het vertroebelt.”